Thuis
In 2013 en 2014 was Hanegraaf stadsdichter van Nijmegen. Het gedicht ‘Thuis’ schreef Marijke voor het boekenfeest van 2014.
Als ik dan ‘s morgens vroeg de deur uitga
en samen met het weer de straat in fiets
waarheen? Ik weet het niet meteen.
Gelukkig weet mijn lichaam beter
voor alles van belang gaat het vanzelf
linksaf, rechts en lang rechtdoor
de vroege ochtend in als niemand nog.
Mijn lijf komt samen met mijn fiets
al jaren wonderlijk op tijd, waarvoor.
Eraan vooraf dronk ik mijn koffie zwart
ontwaakte in de dingen van de ochtend
koos jam alsof ik het nooit eerder koos.
Wat drijft me voort, met deze daden
van vergeefsheid, wat maakt me
denk ik nooit als ik het brood smeer.
Oversteken
Opnieuw heerste in de uiterwaard het rusteloze
van stervelingen
maar ze droegen andere helmen, blauwe en gele
hoog op het hoofd als uitgelaten petten.
We trachtten de verre bewegingen te doorgronden
verzochten de rivier dringend zich te gedragen en
keer op keer dachten we terug aan de geniesoldaat
hoe hij een canvas boot over het blote water joeg
die woensdag om vijftien uur in ‘44.
Achteraf kunnen we hem en zijn kameraden
minuten stilte geven, maar nooit meer
de beloofde nacht, het tamelijk veilig duister.
De boog is gehesen, de koelte van beton bewaakt.
We zagen ginds het roerloze van pijlers groeien
beschouwden lang genoeg de overkant als overkant.
Er ligt een brug die het voorbijgaan draagt.
November 2013
Het dorp Lent had ooit een station, maar dat verdween.
Toen Lent bij Nijmegen kwam kreeg het weer een station.
Omdat de wegen eromheen drastisch veranderden, schoven ze het station een stukje op.
Station Nijmegen Lent
Terwijl ze wacht op haar trein kijkt een vrouw
op een bank over het nieuwe van de stad
hoe shovels in een onbegrijpelijk heen en weer
de aarde bewogen tot verandering
en laadbakken kantelend zand schijnbaar
moeiteloos het nog niet zo oude vervingen.
Op het beste balkon van de wijk, met een lift
en een luifel, vangt ze de glinstering van de rivier
tot het zingt langs de kabels; de trein komt eraan.
Gelijk met de sprinter bereikt haar de gedachte
dat stations soms een stukje doorschuiven
alsof er door bladeren in de tijd wat slipte
en dat ze komen en gaan als treinen maar anders:
minder snel en niet volgens een dienstregeling.
Stadswaard
Het regende niet en het was ook niet te warm.
De wind streek door mijn haar en ritselde in de wilg.
Het lawaai van het verkeer op de brug
en mijn ergernis daarover, dreven van me weg.
Een vogel vloog voor me langs en dat ik
zijn naam vergeten was, leek onbelangrijk.
Ik stond in de Stadswaard met om me heen
het ruige groen, en de twijfel aan hoe ik
eruitzag of in elkaar stak, viel van me af.
Dat ik mijn voeten in mijn wandelschoenen ietsje
begon te voelen, was alleen maar aangenaam.
Nog een paar passen en ik kon haar aanraken:
werkelijk vlakbij stroomde de Waal.