Inleiding bij de presentatie van de bundel ‘op de bezem leunen’ van Liesbeth Ulijn

Beste Liesbeth,

En plotseling vroeg je me om je conceptbundel te bekijken. Ik wist niet dat je alweer een bundel had, zo snel na Buitenpoëzie, maar jawel. Net als iedereen hier zag ik hoe mooi hij eruitziet en hoe je op de achterflap in kort bestek al een glimp van de gedichten laat zien. Maar daar valt veel meer over te vertellen!

In deze nieuwe bundel loop je in vijf hoofdstukken door je leven heen. Je kijkt erop terug, staat stil bij het ouder worden en mijmert over de toekomst. Binnen dat strakke thema doe je dat met gevarieerde poëzie, met een toon die ik mild en bedachtzaam zou willen noemen, hier en daar doorregen met ironie en zelfspot.

Ik hoef niet ver te zoeken in je bundel om die milde en bedachtzame poëzie tegen te komen: al meteen in het eerste gedicht (‘wees eens zegenrijk, nacht’) staat het zo: ‘gun ons het zachtjes/praten met de doden/bouw van flitsen/uit het verleden/een kraamkamer/om gelukkig wakker te worden’
Voor de ironie blader ik dan ietsje verder, naar ‘vlindervriendelijk havikskruid’: ‘die nacht kwamen we/nog het bed uit om na/de grote inval in Irak/als duiven tegen haviken/te demonstreren’
Of, uit ‘de vogels op de rug kijken’: ‘garneer mijn verjaardag gerust met een toefje sterfelijkheid.’

In jouw gedichten, Liesbeth, voel ik de blik van een aandachtig kijkende vrouw, beschouwend ook, eentje die kijkt naar de mensen om haar heen en om die mensen de wereld.
En evenzo heb je aandacht voor ieder woord in een gedicht. Eerst was er een woord en toen was er een ander woord voor. Of misschien toch beter dat eerdere woord?

Ik heb je bundel met plezier gelezen. Je neemt me mee, rustig en gestaag.
Zelfs in een wrange terugblik blijft je toon verdraagzaam, mild,
zoals in het gedicht ‘tussen kool en geit’:’waar ik schoffel/tussen kool en geit/mijn wortels/voorzichtig inzaai’ (het spreekwoord ‘de kool en de geit willen sparen’, waarin je tegengestelde partijen tevreden wilt stellen, echoot erin door)
en zeker ook in het gedicht ‘te verlaten akker’: ‘kiemt tussen het onkruid/op zijn te verlaten akker/vaderlijke deernis?’Dat woordje deernis doet het hem, maar ook het voorzichtige kiemt brengt er zachtheid in.
of, laatste voorbeeld, uit ‘schuddebuikend’: ‘kalm bakt het klimaatgilde/- poëzieakkoord bereikt -/aan warme bramentaarten/dekt tafels tot de horizon’

Enkele gedichten spelen zich af in de natuur, zoals ‘niet de leeswolfjes’, ‘lucide sluimeren’ en ‘kootwijkerzand’. Maar veel van je gedichten krijgen een vleugje natuur mee, zoals de natuur verweven zit in jou.

Ik zie je staan, leunend op die bezem uit de titel van de bundel, terwijl je in het gedicht waarin dit staat (‘ginkgobladeren’) niet alleen de stoep voor je huis, maar het hele plein aan het vegen bent. Je doet dat nauwgezet, zoals je ook hier in het PcN regelmatig accuraat je taken doet. Maar je gunt je wel de nodige pauzes; je neemt de tijd om te kijken wat dat was: vroeger; ‘een meisje, haar voet legt de bal roerend stil’, (uit ‘het meisje’) en hoe dat gaat: ouder worden: ‘een hogepriester van de dood weet te wankelen’, (uit ‘trager kwispelen’).

Wat maakt jouw poëzie tot jouw poëzie? Waaraan herken je als het ware meteen dat het een gedicht is van jou?

Allereerst dus aan de toon en de invalshoek.
Over de toon heb ik het hierboven al gehad. De invalshoek is naar mijn idee die van een beschouwend persoon die, hoewel doordrongen van plichten, zoekt naar het mooie van het leven en ervan genieten kan. Jouw gedichten zouden niet geschreven kunnen zijn door een piepjonge vrouw; het is gerijpte poëzie.

Maar ook herken je jouw gedichten (vaak) aan de vorm:
– Ze waaieren niet breeduit, maar houden zich aan een bepaalde smalte
– Ze kennen geen leestekens en hoofdletters
– Ze hebben (vaak) twee dominerende werkwoordsvormen, namelijk de onbepaalde wijs oftewel het hele werkwoord, en de gebiedende, of liever gezegd de smekende, verlangende of bezwerende wijs
– En redelijk vaak zit er in een gedicht een omtrekkende beweging.
Neem alleen al de titel: op de bezem leunen, want in die titel zit meteen al een onbepaalde wijs.
Het is een actieve titel, met een werkwoord erin. En dat is opmerkelijk, want het werkwoord zelf is niet actief, geeft een pauze aan, een moment van bezinning. Dat is een fraaie tegenstelling.

Als voorbeelden, zowel van jouw toon en invalshoek, als van jouw vorm, wil ik graag tot slot twee gedichten lezen, namelijk ‘voorgeboorte’ en ‘groene ogen’. (Overigens had ik met gemak ook andere gedichten kunnen kiezen.)

Ik begin met ‘voorgeboorte’, een werkelijk schitterend gedicht (vind ik).

Voorgeboorte

vóór ik het levende geluk
ging baren had ik het
mijn handen op de buik
willen toefluisteren
blijf nog even in die staat
van voorgeboorte
koester je cocon van water

wacht met je weet niet
welk leven aan te prikken
wiebel buiten tijd en ruimte
je benen in dat binnenmeer
ze springen gauw
genoeg tegen de lat

spiegel je in dat lamsvocht
voor je het weet ben je
iemand aan het worden
in de ogen van anderen
droom je mogelijkheden
voor je ruzie krijgt met
wie je niet wilt zijn

In dit gedicht vind ik alles terug wat ik eerder zei over mild, bedachtzaam, gerijpt, beschouwend. Bovendien staat er overduidelijk de wensende of verlangende wijs in: blijf, koester, wacht, wiebel, spiegel en droom

Dan lees ik nu ‘groene ogen’

groene ogen

weg van de tred in mijn
zelfgebouwde molen
mijn mankementen
de distelakker over slingeren
leest en geest van
de schoenmaker omhelzen
– die met de groene ogen –
hij zag mijn zeurende
schoenneuzen, lapte ze
voor buiten de paden
jubelende tenen

Een vrij kort gedicht, met toch de typische Liesbethvorm, namelijk de onbepaalde wijs: slingeren, omhelzen.
En ook vinden we hier de typische Liesbethhumor, mild ironisch:
‘hij zag mijn zeurende schoenneuzen, lapte ze voor buiten de paden jubelende tenen’
Bovendien in deze regels een kleine omtrekkende beweging:
‘hij lapte ze voor jubelende tenen’ wordt bij Liesbeth: ‘hij lapte ze voor buiten de paden jubelende tenen’, wat uiteraard veelzeggender en humoristischer is.

Liesbeth, je bundel gaat dan voor een groot deel wel over ouder worden en er staan zelfs blikken op een nog oudere toekomst in, maar volgens mij ben jij nog lang niet uitgedicht! Hoe dan ook: van harte gefeliciteerd met deze allernieuwste dichtbundel: op de bezem leunen.

Marijke Hanegraaf
Zaterdag 1 juli 2023

 

De gedichten staan hier geciteerd met toestemming van Liesbeth Ulijn